250.000 NOODPLAN WONINGEN - HEBBEN WE DE RUIMTE WEL?


 

Inleiding

Wanneer we naast het bestaande natuurbeleid ook de opgave meenemen om in de periode tot 2035 circa 250.000 extra woningen te realiseren — een globale inschatting van de feitelijke behoefte, niet van de huidige overheidsplannen — betekent dit een substantiële ruimtevraag binnen Nederland. Hoe groot is deze ruimteclaim, inclusief de benodigde infrastructuur? Welk deel hiervan zal terechtkomen binnen natuurgebieden? En hoe verhoudt deze opgave zich tot de stikstofproblematiek die het ruimtelijke en ecologische beleid sterk beïnvloedt?

 

1. Verkenning Ruimteclaim van 250.000 woningen (inclusief infrastructuur)

Bepalende basisfactoren:

·     gemiddelde woningdichtheden (woningen per hectare, varieert van stedelijk tot landelijk),

·     aanvullende ruimte voor infrastructuur, groen en voorzieningen (wegen, parkeerplaatsen, scholen, energie-infrastructuur).

Typische dichtheden (referentiewaarden, CBS/RVO/Planbureau voor de Leefomgeving)

Type ontwikkeling

Woningen
per ha

Oppervlakte per woning
(incl. openbare ruimte)

Binnenstedelijk verdichten

50–100

100–200 m²

Stedelijke uitbreidingswijk

25–50

200–400 m²

Dorps/Randstedelijke uitbreiding

10–25

400–800 m²

Gemiddelde (reële mix NL)

≈ 350 m² per woning incl. infrastructuur

350 m² = 0,035 ha per woning (woning + openbare ruimte + lokale infrastructuur).


Totale ruimteclaim

≈ 0,26 % van het Nederlandse landoppervlak (34.000 km²)

Met een extra marge voor regionale infrastructuur (wegen, energie, OV, voorzieningen) van 30 %:

➡️ Totale inschatting: ± 100–120 km² ruimtebeslag nodig voor het
bouwen van 250.000 woningen tot 2035.


2. Waar moet die ruimte dan gevonden worden?

De toedeling van woningbouwlocaties zal sterk afhangen van te kiezen beleidsrichting, zoals over:

·     “Binnenstedelijke locaties”: herontwikkeling, transformatie → minder druk op open ruimte

·     “Uitleglocaties”: uitbreiding aan stadsranden → druk op agrarisch en half-natuurlijke gebieden.

2.1. Typische Planprojectie

Historisch gezien en volgens ruimtelijke trends (PBL, Compendium voor de Leefomgeving) zou een typische plan projectie verdeling over verschillende gebieden de volgende kunnen zijn:

Bron van ruimte

Typisch aandeel in recente uitbreidingen

Opmerkingen

Binnenstedelijke herstructurering

40–60 %

vooral voormalige bedrijventerreinen, spoorzones

Landbouwgrond (voormalig agrarisch)

30–50 %

vooral randstedelijke en provinciale uitbreidingen

Semi-natuurlijke of recreatieve gebieden

5–10 %

vaak randen van natuurgebieden

Stedelijk groen / infrastructuur

5–10 %

verdichting binnen bestaand stedelijk weefsel


2.2. Projectie op onze Natuurgebieden.

De grootschaligheid van het bouwen van 250.000 woningen vraagt echter een gedetailleerder inzicht. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van de categorisering van onze natuurgebieden in 6 verschillende types natuurgebieden en hoeveel we er daarvan hebben in Nederland.

 

Deel

Totaal Som Natuur

NATUUR Type Categorie

% van NL

km2

%
 Natuur

% Mens omgeving

% van NL

km2

1. Primaire autonome natuur

2,0

680

90,0

10,0

1,8

612

2. Half-natuurlijke beheerde natuur

10,0

3.400

80,0

20,0

8,0

2.720

3. Productieve natuur / functioneel beheerd

35,0

11.900

40-50

50-60

15,8

5.355

4. Recreatieve natuur

3,0

1.020

60-70

30-40

2,0

663

5. Ingebedde residuele natuur

8,0

2.720

30-50

50-70

3,2

1.088

6. Kunstmatige / gemaakte natuur

1,0

340

50-70

30-50

0,6

204

Totaal

41

20.060

 

 

31,3

10.642

Schattingen uit [Natuur en menselijke -leefomgeving in Nederland]

 

WONINGBOUWGROND-VERDELING over de soorten NATUUR

De volgende table geeft een redelijke, op data en ruimtelijke realiteit gebaseerde verdelings-inschatting

Categorie

Woningbouw Verdeling
(% 100–120 km²)

Motivering

1. Primaire autonome natuur

~ 0 %

Beschermd (Natura 2000 / NNN - Natuurnetwerk Nederland), vrijwel uitgesloten van woningbouw.

2. Half-natuurlijke beheerde natuur

~ 2–4 %

Uitzonderingen aan randen van NNN of recreatief overgangsgebied; meestal compensatie plichtig.

3. Productieve / functioneel beheerde natuur (agrarisch land)

~ 60–70 %

Verreweg grootste bron: veel woningbouw op voormalige landbouwgrond.

4. Recreatieve natuur

~ 5–10 %

Stadsrandzones, herontwikkeling van parkachtige gebieden, golfbanen.

5. Ingebedde / residuele natuur

~ 10–15 %

Binnenstedelijke verdichting, transformatie van stedelijke restgroen, bedrijventerreinen, spoorzones.

6. Kunstmatige / gemaakte natuur

~ 5 %

Herontwikkeling van opgespoten of getransformeerde terreinen (havens, oude stortplaatsen, etc.).

 

Kwantitatieve vertaling in km² (voor 110 km² totaal)

Categorie

%

Opp. (km²)

Impact op natuurwaarde

1. Autonoom

0

0

Geen directe impact (juridisch beschermd)

2. Half-natuurlijk

3

3,3

Vereist compensatie of mitigatie

3. Productief

65

71,5

Grootste verlies aan open ruimte, potentieel te compenseren via natuur-inclusieve bouw en randgroen

4. Recreatief

7

7,7

Gedeeltelijke functieverandering mogelijk, beperkte biodiversiteitsimpact

5. Ingebed

15

16,5

Binnenstedelijke vergroening kan verlies deels mitigeren

6. Kunstmatige

5

5,5

Hergebruik vaak neutraal of positief bij ecologisch ontwerp

Totaal

100 %

≈ 110 km²


2.3 Conclusie: Inschatting verdeling Woningbouwgebieden

De methode met verdeling over de Natuurgebieden geeft aan dat de benodigde ruimte voor woningbouw voor 250.000 voor een veel groter deel gebruik moet maken van agrarisch gebied, dan de boven beschreven, gebruikelijke, Typische Planprojectie.

Samenvatting verdeling over Natuur types:

·     ~ 2/3 van de nieuwe woningruimte (± 71,5 km²) komt ten koste van agrarisch gebied (categorie 3).

·     < 5 % (± 3 km²) raakt direct half-natuurlijke of beschermde natuur (categorie 2), maar met mogelijk hoge ecologische waarde → vereist compensatie.

·     Resterende ± 30 km² moet komen uit stedelijke en recreatieve zones (categorie 4–6).

Opmerking:

Het schattingsmodel heeft gebruik gemaakt van een schatting van 350 m² per woning incl. infrastructuur. Bij woningbouw in agrarische gebieden kunnen grotere waardes (400-800) aan de orde zijn met als gevolg meer ruimtebeslag. Afhankelijk van mogelijkheden en beleid.


3. Hoeveel Boerenbedrijven moeten uitgekocht?

Volgens bovengaande inschatting is 71,5 km² benodigd voor woningbouw in agrarisch gebied. Wat betekent dit voor het aantal agrarische bedrijven?

Voor een schatting richt de analyse zich op het effect op melkvee en akkerbouw bedrijven,

Inschatting Aantallen Bedrijven

Gemiddelde bedrijfsoppervlakte (recentste betrouwbare bronnen):

  • Melkveebedrijf:        ±62 ha per bedrijf. agrimatie.nl
  • Akkerbouwbedrijf: ±59–60 ha per bedrijf (LMM/Agrimatie). agrimatie.nl

Aantallen voor 7.150 ha:       115–122 bedrijven.


4. De Samenhang met de STIKSTOF Problematiek

4.1 Introductie: stikstof, boeren en uitkoopregelingen

Nederland kampt al jaren met een ernstige stikstofproblematiek. Door intensieve landbouw, gebruik van kunstmest, en grote veestapels komt er structureel meer reactieve stikstof (in de vorm van ammoniak en stikstofoxiden) in de natuurgebieden terecht dan die kunnen verdragen. Dit leidt tot verstoring van ecosystemen: stikstof minnende planten krijgen een concurrentievoordeel, zeldzame soorten verdwijnen, en de biodiversiteit daalt.

Boerenbedrijven als knelpunt

Een belangrijk aandeel van de stikstofdepositie op kwetsbare natuur is afkomstig uit de agrarische sector. In Nederland is ongeveer 46 % van de stikstofneerslag op natuurgebieden afkomstig uit de landbouw. Vooral veehouderijen met melkvee, varkens, kippen of kalveren zijn betrokken, omdat ze via mest en urine ammoniak uitstoten die in de lucht terechtkomt en vervolgens neerdaalt op natuurgebieden.

Boeren ervaren hoge druk: hun bedrijfsmiddelen, vergunningen en uitbreidingsplannen worden beperkt door stikstofnormen; sommige uitbreidingen van stallen of bouwprojecten mogen niet doorgaan vanwege de stikstofdepositie.

Uitkoopregelingen: beleid als instrument

Om de natuur te ontlasten wordt ingezet op vrijwillige beëindiging (uitkoop) van boerenlocaties, vooral daar waar de stikstofbelasting op nabijgelegen Natura 2000-gebieden zeer hoog is. De belangrijkste regeling is de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (LBV), en een zwaardere variant, de LBV-plus, gericht op ‘piekbelasters’ met extreem hoge uitstoot.

In 2023 werd door de Europese Commissie € 1,47 miljard staatssteun goedgekeurd om deze regelingen mogelijk te maken. De vergoeding kan oplopen tot 100 % van de waarde van het bedrijf, en bij de LBV-plus soms tot 120 %. Voorwaarde is meestal dat de bedrijfsactiviteiten definitief worden beëindigd en dat op de locatie geen vergelijkbare veehouderij meer mag beginnen.


4.2 Aantallen Bedrijven voor Stikstof gerelateerd Bedrijfsuitkoop

Aantallen bedrijven onder de LBV-Plus (piekbelasters, binnen 25 km van Natura 2000) en LBV (algemene beëindiging met depositiedrempel op Natura 2000) regelingen. Beide regelingen met 2030 als globale horizon.

1) Aantallen bedrijven (doelgroep en feitelijke aanmeldingen)

Uitkoopregeling
Aantallen

Ingediende Aanvragen
 (11-09-2025) RVO.nl

Beoogd
rekenkamer.nl

LBV

                  666

                     8.000

LBV-Plus  (Piekbelasters)

                  910

                     2.800

TOTAAL

              1.576

                    10.800

Totaal aanmeldingen: 1.576 → LBV 666 en LBV-Plus 910; sectorspreiding (totaal LBV+LBV-Plus) varkens 573, pluimvee 243, melkvee 446, vleeskalveren 210, overigen 104.

2) Hectares vrijkomende gronden – schatting

Er is geen officiële, eenduidige hectare-rapportage per regeling.
Een conservatieve schatting op basis van sector-gemiddelden en de werkelijke verdeling van aanmeldingen (punt hierboven):

Aannames per sector (gemiddelde bedrijfshectares):

  • Melkvee: ~62 ha/bedrijf (2023)  agrimatie.nl
  • Akkerbouw (ter referentie): ~60 ha/bedrijf (recent)  agrimatie.nl
  • Varkens & Pluimvee: doorgaans sterk stal gebonden; effectieve grondclaim vaak beperkt. Voor een sobere land-voetafdruk ~10 ha/bedrijf als orde-grootte (voercontracten, mestplaatsing, erf/randgrond). (Geen harde bron; beleidsmatige ramingswaarde.)
  • Vleeskalveren: tussen stal gebonden en gemengd; ~25 ha/bedrijf als orde-grootte (raming).

2.1) Centrale raming – alle ingediende aanvragen (1.576):

Hectares ≈ (melkvee 446×62) + (varkens 573×10) + (pluimvee 243×10) + (vleeskalveren 210×25) + (meerdere 104×40)
= ±45.000 ha (~452 km²). → Ordegrootte voor het totale aanmeldingen-pakket LBV + LBV-Plus.

Afleiding voor Lbv-plus (piekbelasters) alleen:
Lbv-plus-aanvragen zijn 910 / 1.576 ≈ 58% van het totaal → 58% × 452 km² ≈ 261 km² (ordegrootte).
Let op: bij Lbv-plus is het aandeel stal gebonden sectoren relatief groot, waardoor de werkelijke hectares lager kunnen uitvallen dan deze proportionele verdeling.

2.2) Doelgroep-hectares (indicatief):

  • Lbv-plus doelgroep ~2.800 bedrijven: schaal met dezelfde aannames → ~(2.800/1.576) × 452 km² ≈ 800 km² orde-grootte.
  • Lbv doelgroep ~8.000 bedrijven: idem → ~(8.000/1.576) × 452 km² ≈ 2.300 km² orde-grootte.
    Dit zijn indicaties; de echte hectares hangen sterk af van de sector-mix en regionale bedrijfsomvang.

2.3) Overzicht LBV en LBV-Plus vrijkomende gronden

Uitkoopregeling
km2

Ingediende Aanvragen
 (11-09-2025)

Beoogd

LBV

                  191

                     2.300

LBV-Plus  (Piekbelasters)

                  261

                         800

TOTAAL

                  452

                    10.800

 


5 Vrijkomende Gronden Stikstof problematiek in vergelijking met benodigde Woningbouw

5.1 Vergelijking van ruimteclaims
(Woningbouw vs. Landbouwgrond Stikstof gerelateerd)

Herkomst / Doel

Oppervlak (km²)

Omschrijving

Woningbouw 250.000 woningen (incl. infra)

≈ 110 km²

Tot 2035; gebaseerd op mix van binnenstedelijk en uitbreidingslocaties

– daarvan binnen categorie 3 (Productieve natuur)

≈ 71,5 km²

65% van totaal woningbouwoppervlak

Vrijkomende landbouwgrond via LBV-Plus (piekbelasters)

≈ 800 km²

Specifiek nabij Natura 2000; gericht op emissiereductie (methaan, ammoniak)

Vrijkomende landbouwgrond via LBV (brede doelgroep)

≈ 2.300 km²

Landelijk verspreid; vrijwillige beëindiging agrarische activiteit

Totaal vrijkomende agrarische gronden (LBV+LBV-Plus)

≈ 3.100 km²

Theoretisch potentieel vrij te komen areaal

👉 De ruimtevraag woningbouw (110 km²) bedraagt slechts ongeveer 3,5% van het totaal vrij te komen agrarische areaal (3.100 km²).


5.2. Beleidsmatige interpretatie

  • De vrijkomende gronden uit stikstofreductiemaatregelen kunnen in kwantitatieve zin ruimschoots voorzien in de verwachte ruimtebehoefte voor woningbouw (of in de benodigde compensatieruimte elders).
  • De verhouding is zó groot (ongeveer factor 28 verschil) dat het niet een gebrek aan grond, maar aan ruimtelijke afstemming is wat de uitdaging vormt.

5.3. Belangrijke kanttekeningen bij gebruik LBV(+) gronden

Aspect

Relevantie

Locatie

LBV(+) gronden liggen grotendeels in landelijke of perifere gebieden, vaak nabij Natura 2000 en niet per se waar woningbouwbehoefte het grootst is (Randstad, Brabantse stedenrij).

Beperkingen en doelen

LBV(+) gronden zijn juridisch en beleidsmatig primair bedoeld voor natuurontwikkeling of extensivering, niet automatisch voor verstedelijking. Herbestemming vereist planologische wijziging (bestemmingsplan/Omgevingswet) en Natura 2000-compatibiliteit.

Ecologische compensatie

Een deel van die 3.100 km² wordt beleidsmatig ingezet als natuurcompensatie of bufferzone om stikstofruimte te borgen. Die hectares zijn dan niet beschikbaar voor woningbouw, maar dragen indirect bij door stikstofruimte te creëren.

Eigendom en tempo

Vrijval van LBV(+) grond is verspreid over 10+ jaar en afhankelijk van vrijwillige deelname; feitelijke beschikbaarheid loopt niet synchroon met woningbouwplanning.

Sociaaleconomische effecten

Transitie van agrarisch naar bebouwd gebruik vraagt ook regionale afwegingen (werkgelegenheid, landschap, waterhuishouding).


5.4. Conclusie

Vraagstuk

Bevinding

Ruimtekwantiteit

De vrijvallende agrarische gronden (3.100 km²) zijn ruim voldoende om de woningbouwclaim (110 km²) te dekken — zelfs bij een fractie (ca. 5%) benutting.

Ruimtekwaliteit & locatie

⚠️ De overlap in locatie en geschiktheid is beperkt: LBV-gronden liggen vaak waar woningbouw minder gewenst of toegestaan is (natuurzones, veenweidegebieden). Op dit moment zijn te weinig studies beschikbaar voor kwantitatieve schattingen.

Beleidskans

💡 Strategisch benutten van delen van de vrijkomende gronden (of de stikstofruimte die daardoor ontstaat) kan woningbouw elders faciliteren, via “ruil in ruimte of stikstofruimte”.

Netto boodschap

De nationale ruimtevoorraad is voldoende; de inzet van de overheid en haar ruimtelijke en juridische beleid bepaalt of en hoe dit potentieel kan worden benut.


6. Samenvatting

De verkenning van het ruimtebeslag voor 250.000 woningen tot 2035 laat zien dat het verwachte totale oppervlak (ongeveer 110 km², inclusief infrastructuur) slechts 0,26 % van het Nederlandse landoppervlak bedraagt.
Ongeveer tweederde (± 71 km²) zou naar verwachting afkomstig zijn uit agrarisch gebied (categorie 3: productieve/functioneel beheerde natuur). Slechts circa 3 km² zou direct overlappen met half-natuurlijke of beschermde natuur (categorie 2), wat compensatie- of mitigatieverplichtingen impliceert. De resterende 30 km² zou uit recreatieve, ingebedde of kunstmatige gebieden komen (categorieën 4–6). 

Wanneer deze ruimtebehoefte wordt vergeleken met de gronden die vrijkomen door stikstof gerelateerde beëindigingsregelingen (LBV en LBV-Plus), blijkt dat het totale potentieel aan vrijvallend agrarisch areaal (≈ 3.100 km²) ongeveer 28 keer zo groot is als de woningbouwbehoefte. De kwantitatieve beschikbaarheid van grond vormt dus geen beperkende factor. De feitelijke knelpunten liggen in locatie, juridische bestemming, en beleidsdoel (natuurontwikkeling versus verstedelijking). 

Het beleidsmatig relevante inzicht is dat strategische afstemming tussen stikstof-reductieprogramma’s en woningbouwplannen potentieel wederzijds voordeel kan opleveren. Een beperkte benutting (ca. 5 %) van het vrijkomende agrarische areaal zou reeds voldoende zijn om de totale woningbouwopgave te accommoderen — mits planologisch en ecologisch verantwoord herbestemd. 


7. CONCLUSIE

➡️ Nederland beschikt over voldoende fysieke ruimte beschikt om de geplande woningbouw van circa 250.000 woningen tot 2035 te realiseren, zonder dat dit een onevenredige druk legt op beschermde natuurgebieden.

➡️ De voornaamste uitdaging ligt niet in het tekort aan ruimte, maar in de beleidsmatige afstemming: het verbinden van stikstofreductie, landbouwtransitie en woningbouw binnen één geïntegreerd ruimtelijk kader. Wanneer slechts een klein deel van de vrijkomende agrarische gronden planologisch en ecologisch verantwoord wordt benut, kan de woningbouwopgave duurzaam worden ingepast, met behoud van natuurwaarden en versterking van de leefomgeving.


Comments

Popular posts from this blog

Het is tijd voor een Noodplan Woningbouw en Sterke Leiders

Classifying EU Voter Groups: Core, Doubters, and Contrarians. Results by Country. Implications..